Zwervend verwerf ik

Het leven van Wijnand Otto Jan Nieuwenkamp kenmerkt zich door reizen en zwerven. Hij vond inspiratie in vreemde volkeren en tropische natuur, maar ook Nederland verkende hij goed. Het zwerven zat hem in het bloed en zijn lijfspreuk “Vagando Acquiro” (Zwervend Verwerf Ik) paste hij dan ook letterlijk toe. Maanden en zelfs jaren trok hij erop uit, om beladen met reisindrukken en tekeningen weer bij zijn gezin terug te keren (het zal niemand verbazen dat hij zich met de opvoeding van zijn kinderen dan ook nauwelijks bemoeide).

Het zijn met name zijn reizen naar Java en Bali, onderdeel van het voormalige Nederlands koloniaal Indië, die hem ten diepste hebben beroerd en gevormd.

Overzicht van Nieuwenkamp's reizen

  • 1894. Wijnand was veel te mager toen hij rond de 20 jaar oud was. Op doktersadvies ging hij met een schip mee naar de Middellandse Zee. Deze eerste grote reis begon in augustus
  • 1894, op het stoomschip SS Ceres. De reis ging via Lissabon, Tanger, Gibraltar, Livorno en Catania weer terug naar Nederland. Op deze tocht vatte Nieuwenkamp de liefde voor het reizen op. Hij kwam er nooit meer vanaf.
  • In 1898 ondernam hij zijn eerste reis naar Nederlands-Indië (Java).
  • In 1899 reisde hij naar België met de graficus, goud- en zilversmid Elias Voet, gevolgd door een reis naar Frankrijk en Spanje.
  • In 1900 ging hij op huwelijksreis via België en Frankrijk naar Spanje, met zijn vrouw Anna Wilbrink.
  • 1901 en 1902 staan in het teken van tochten met De Zwerver door Nederland, waarbij hij ook regelmatig Edam aandeed.
  • In 1903 breidden de trektochten met De Zwerver zich uit tot Duitsland, met bezoeken aan onder meer Dusseldorf en Neurenberg.
  • In 1903/1904 ondernam hij zijn tweede grote reis naar het oosten.
  • In de winter van 1906/1907 volgde een derde grote reis, wederom naar Java en Bali.
  • In de winter van 1908 bezocht Nieuwenkamp Constantine in Noord-Afrika. Hiervan is niets bekend, behalve dan dat ter plaatse een tweetal tekeningen werd gemaakt.
  • In 1913/1914 ondernam hij een grote reis naar Voor-Indië met bezoeken aan Ceylon en Brits-Indië(Tanjore, Benares, Agra, Gwalior, Bombay en Madoera). Hij maakte hier veel tekeningen.
  • In 1924 verscheen zijn Engelsch-Indische reisverslag onder de naam Heilige Steden in boekvorm. Daarnaast werd een reeks artikelen over die reis in het NION, Nederlandsch-Indië, Oud en Nieuw, geplaatst. Lang niet al zijn werk is hierin gepubliceerd. Er zijn met name veel potloodschetsen en foto’s (kiekjes) bewaard gebleven, die hij destijds van reisgenoot Barlett gekregen heeft. Ook maakte hij na het verschijnen van Heilige Steden nog meer etsen en olieverfschilderijen en een enkele gouache met India of het Hindoeïsme en Boeddhisme als onderwerp. Hiervan is weinig gepubliceerd.
  • Van 1917 tot 1919 maakte hij zijn vierde reis naar India.
  • In 1920 reist hij van Edam naar Sicilië en overwintert daar. Vervolgens belandt hij in 1921 in Rome; vandaar vestigt hij zich in 1925 nabij Fiesole, bij Florence.
  • In 1925 onderneemt hij weer een grote reis, die gaat naar Sumatra, Java en Bali.
  • In 1933-1934 ondernam Nieuwenkamp een reis door Egypte, waar hij veel tekeningen maakte van de piramiden, Caïro, Luxor en de Nijl. Hiervan bestaat een manuscript dat niet is uitgegeven (In het land der Farao’s). Ook op een eerdere reis naar Indië (1904) deed hij Egypte aan en tekende daar.
  • Zijn grote reis in 1937, opnieuw met de steun van diverse instellingen, leidde hem weer naar Bali.
  • In mei 1940 zou hij zijn volgende grote reis beginnen, maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog belette dit. Daarna heeft hij niet meer buiten Europa gereisd.

Naakt of niet?

…De meeste vrouwen bedekken alleen het allernoodigste, en dan nog alleen aan de voorzijde van het lichaam, met een heel klein lapje dat met een paar touwtjes om de lendenen en tusschen de beenen door bevestigd is. Dit kledingstuk is zoo gering van omvang en zoo onbestemd van kleur, dat het op geringe afstand heel moeilijk te bepalen valt of een vrouw of meisje gekleed dan wel ongekleed is…

Uit: Reis naar Timor en Onderhoorigheden, 1925

Woonschip De Zwerver

Eigen ontwerp
Nieuwenkamp ontwierp De Zwerver zelf en werkte het ontwerp in samenspraak met werfbaas Sjollema uit. Zelf hielp hij mee met de bouw. Het interieur van de boot had (en heeft nog steeds!) wel wat weg van een klassiek 17e eeuws Amsterdams grachtenpand. Vanaf 1902 voer het schip over kanalen en plassen. De Zwerver werd gewoonlijk door een sleepboot getrokken, maar soms werd er gejaagd of geboomd. Nieuwenkamp richtte aan boord een atelier in voor zijn ets-pers, en betrok daarna de boot met zijn gezin.
De Zwerver is sinds 2011 weer in bezit van Stichting Museum Nieuwenkamp, die zich beraadt op een toekomstige bestemming.

Exposeren aan boord
Ieder die De Zwerver bezocht, verbaasde zich over de fraaie inrichting. De mond tot mond reclame deed zijn werk. Ook de schilder Theophile de Bock bezocht het schip en raadde Nieuwenkamp aan op de boot een tentoonstelling van één werk te houden en entree te heffen. Na aanvankelijke aarzeling organiseerde Nieuwenkamp in augustus 1902 een eerste tentoonstelling aan boord. Het werkte, wat heet, het liep storm! Zo werd De Zwerver een varende woning annex tentoonstellingsruimte. Het schip legde aan in verschillende plaatsen, waardoor de bevolking Nieuwenkamp’s werk kon bezichtigen en kopen.

Reizen naar Nederlands Indië

In de ban van Nederlands Indië
Opvallend zijn Nieuwenkamps jarenlange omzwervingen in Nederlands-Indië, met name op het eiland Bali. Tussen 1898 en 1938 maakte hij zes grote reizen naar voormalig Nederlands Indië, in het bijzonder Bali, waar hij ontdekkingen deed en waarover hij boeken en talloze artikelen schreef. Nieuwenkamp is één van de eersten die niet vanuit militair en/of bestuurlijk perspectief naar Bali kwam, maar puur uit belangstelling voor de kunst en natuur op het eiland.

Justus Van Maurik inspireerde Nieuwenkamp tot een reis naar Nederlands India, en leende hem geld om deze reis te kunnen betalen. Eind december 1897 vertrok Nieuwenkamp. Aanvankelijk logeerde hij in Batavia bij enkele families, en vervolgens maakte hij een reis door Java. Onderweg maakte hij illustraties. Op Java had hij veel succes: daar kon hij zijn prenten goed verkopen. In augustus 1898 was hij weer in Haarlem terug, met zoveel geld dat hij Van Maurik kon terugbetalen en de rest in de bouw van een eigen houten atelier kon steken.

De tekeningen,die Nieuwenkamp op zijn eerste reis in 1898 naar Nederland zond, werden gepubliceerd in de tijdschriften waarvoor hij werkte. Dat viel op bij G.P. Rouffaer, een etnograaf van het eerste uur. Rouffaer, directeur van het etnografisch museum in Haarlem (voorloper van het Koninklijk Instituut voor de Tropen), vroeg Nieuwenkamp om voor zijn museum aankopen te doen zoals lokaal fraai vervaardigde voorwerpen en inlandse kunst. Hiermee kon Nieuwenkamp een deel van zijn tweede reis financieren. Rouffaer, die ook in India had gereisd, raadde Nieuwenkamp aan vooral Bali te bezoeken.
Medio december 1903 vertrok Nieuwenkamp. Eerst verbleef hij kort in Egypte, vervolgens reisde hij door naar Singapore, Batavia, Bali en Lombok. Begin juni 1904 keerde hij terug naar Nederland.

Nieuwenkamp onder indruk van Bali

Bali had een diepe indruk op Nieuwenkamp gemaakt. Hij had vooral in het noordelijk deel van het eiland rondgezworven en was met de resident mee naar Lombok gegaan (daar liep hij malaria op, hetgeen waarschijnlijk zijn reis heeft bekort). Hij nam veel tekeningen en kunstvoorwerpen mee naar Holland, waar hij inzag dat deze om nadere uitleg vroegen: hij wijdde er een boek aan. Nieuwenkamp had ook voor eigen rekening veel objecten aangekocht. Het was het begin van zijn eigen Indische verzameling, die later de grootste Nederlandse particuliere etnografische verzameling zou blijken te zijn.

Reeds in mei 1906 ging Nieuwenkamp opnieuw naar de Oost, met ruime financiele steun van de regering, het koningshuis, het Rijks Ethnografisch Museum in Leiden, diverse andere instituten en particulieren. Hij wilde naar Bali om zijn boek ‘Bali en Lombok’ te voltooien.
Na een aanvankelijk verbod op het reizen naar Bali (omdat er een militaire expeditie naar Bali op stapel stond die Bali bijna geheel onder Nederlands bestuur zou brengen), kreeg Nieuwenkamp van gouverneur-generaal Van Heutsz verlof om samen met het leger naar Bali te gaan. Daardoor was hij getuige van de verovering van Zuid-Bali. Hij bleef er tot het voorjaar, en keerde terug naar Holland met een grote hoeveelheid schetsen en tekeningen. Kisten vol met aangekochte voorwerpen zond hij apart naar Holland. Die voorwerpen vormen thans het hart van de Indische collecties van enkele grote musea voor Volkenkunde in Nederland.

Nieuwenkamp maakte veel tekeningen. Later in Holland werden ze als ets of tekening uitgewerkt. Ze zijn samengevoegd met die van 1904 en merendeels gepubliceerd in Bali en Lombok, (1910) en in Zwerftochten op Bali (Elsevier, 1910).

De Eerste Wereldoorlog hield Nieuwenkamp lang in Nederland. Toen er toch een schip naar India vertrok (september 1917), was hij aan boord. Ditmaal werd het een reis om de wereld van anderhalf jaar: vanwege de oorlog in Europa ging de route via het Panamakanaal, San Francisco, Japan, Hongkong en Kanton naar Batavia. Veel instituten verstrekten Nieuwenkamp ruime financiele middelen; mede dank zij zijn boek werd hij in wetenschappelijke kringen beschouwd als een gewaardeerd en gerespecteerd onderzoeker, en hij kreeg ook opdrachten mee om studies te maken en voorwerpen aan te kopen.
Onderweg werd hij echter doodziek (malaria, infecties en Spaanse griep). Hij logeerde in het Hotel der Nederlanden in Batavia en slaagde er in passage te boeken naar Holland op de SS Noordam. Op de laatste pagina van zijn reisaantekeningen van 1917-1919 noteerde hij:

‘En daar zat die vermaarde ontdekkingsreiziger, zoo smal en zoo witjes, in de groote eetzaal van het Hotel der Nederlanden, heel ver weg, in een hoekje waar het niet tochtte, achter een tafeltje gedoken, en at, met lange tanden, een paar hapjes rijstepap.’

Aan boord knapte hij langzaam op. Eind januari 1919 was hij weer thuis.

Over een deel van deze reis schrijft hij zijn Zwerftocht door Timor en Onderhoorigheden, dat in 1925 verscheen. Alles wat hij verder schreef over deze reis, is te vinden in een tweetal dossiers en in aantekeningen in een aantekenboek en een dagboek. Hoewel nooit gepubliceerd, is veel daarvan cultureel en etnografisch interessant. De teksten over het bijbehorende bezoek aan Bali zijn, na afloop van deze reis, thuis omgewerkt en gepubliceerd in de herziene druk van Zwerftochten op Bai ( 1922).

Naakt of niet?

“..De meeste vrouwen bedekken alleen het allernoodigste, en dan nog alleen aan de voorzijde van het lichaam, met een heel klein lapje dat met een paar touwtjes om de lendenen en tusschen de beenen door bevestigd is. Dit kledingstuk is zoo gering van omvang en zoo onbestemd van kleur, dat het op geringe afstand heel moeilijk te bepalen valt of een vrouw of meisje gekleed dan wel ongekleed is…”

Uit: Reis naar Timor en Onderhoorigheden, 1925

In maart 1925 reisde Nieuwenkamp, die inmiddels in Italië woonde, naar Sumatra en Java om voor de Handels Vereeniging Amsterdam (HVA) een grote kunstopdracht uit te voeren. Hiervoor bezocht hij de ondernemingen van deze maatschappij. Daarna maakte hij van de gelegenheid gebruik om naar Bali door te reizen, waar hij tot juli bleef. Opnieuw doorkruiste hij het eiland, tekende er veel en deed belangrijke vondsten.
In augustus keerde hij terug naar Nederland. Hij hield grote opruiming in zijn atelier in Edam, en op 12 september 1925 vond een grote expositie van zijn werk plaats in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Van deze 5e reis heeft de Stichting Museum Nieuwenkamp een voor publicatie gereed gemaakt manuscript met tekeningen, dat nog niet in boekvorm is verschenen.

Eind 1936 maakte Nieuwenkamp, die inmiddels over de 60 was, zijn laatste reis naar Java en Bali: de Rotterdamse Volksuniversiteit verzocht hem om daar kunstvoorwerpen aan te kopen en een kalender over Bali te maken. Hij kreeg vrije passage naar Batavia aan boord van de SS Kota Nopan van de Rotterdamse Lloyd.
Hij maakte een studie van de Borobudur en omgeving, en opnieuw werd Bali grondig bezocht. De reis ging nu meestal per auto. Op Bali ontmoette hij veel vrienden en coryfeeen, zoals Tjokorda Sukawati, Walter Spies, Beryl de Zoete en zijn vriend de schilder Rudolf Bonnet. Samen trokken ze rond. In mei 1937 kwam hij weer thuis.

Terug naar de verbrandingsplaats van Den Pasar (1)

“Lang heb ik gedwaald over deze eenzamen doodenakker tusschen prachtig geboomte en ben ten laatste begonnen aan het afbeelden van een torenhooge boomgroep. De hoogte daarvan schat ik op minstens veertig meter, dus zoo hoog als de beurstoren in Amsterdam, die juist veertig meter meet…”

Uit: ongepubliceerd reisverslag 7 februari 1937. Nieuwenkamp is dan voor het laatst op Bali.

Terug naar de verbrandingsplaats van Den Pasar (2)

“…Het is weer broeiend heet; de hemel is grauw van regenwolken, doch er valt geen druppel. Terug naar de sema (begraafplaats) om de uitvoerige teekening van de groote boomen, waaraan ik gisteren begonnen ben, te voltooien. Als u de sterk verkleinde reproduktie van die teekening beschouwt gelieve dan ook eens te bedenken, dat zoo’n teekening, en niet alleen deze eene, heel wat zweetdroppels heeft gekost en er heel wat volharding toe noodig is om uren aaneen te werken in zoo’n klamme broeikasatmosfeer.”

Uit: ongepubliceerd reisverslag 7 februari 1937. Nieuwenkamp is dan voor het laatst op Bali.

Na zijn terugkeer werkte hij vooral aan boeken en schilderijen. In de winter van 1937 werd in Rotterdam bij de Volksuniversiteit een grote kersttentoonstelling gehouden met het thema Bali. Het materiaal dat Nieuwenkamp hiervoor op Bali had aangekocht, werd daar te koop aangeboden, evenals een aantal van zijn litho’s en etsen.

Er bestaan twee handgeschreven manuscripten van deze reis: het laatste is van omstreeks 1945. De tekst is omvangrijk omdat veel van de tekeningen niet eerder zijn gepubliceerd.